Heel Leuven slaat op de vlucht voor het aangekondigde bombardement. Binnen een paar uur zitten de wegen rond de stad helemaal vol met vluchtelingen. Op de Aarschotsesteenweg vormen zich lange rijen vrouwen, kinderen, mannen met haastig bijeen gegraaide bagage in witte lakens gedraaid. En terwijl hen een veilige uittocht was beloofd, pakken Duitse troepen de mensen in Wilsele op. Ze mogen absoluut niet meer verder en moeten zelfs terug naar Leuven! Niemand wil terug, want elk moment kan een kanonnade over Leuven losbarsten.
Onder escorte en met de wapens in de aanslag drijven schreeuwende bewakers hele groepen mensen terug naar de stad. Onder luid en beledigend geroep “Lumpe Schweinhunden”. Langs de kanaaloevers liggen her en der de lichamen van mensen. Op de hoek van de Bondgenotenlaan en Louis Melsenstraat herkennen velen het lichaam van de jonge Jean-Baptiste Crab, schilder bij carosserie Joos. Op het stationsplein nog meer verschrikkelijke taferelen van executies. ’s Nachts laden de Duitse bewakers de mensen in treinen. Weg naar Keulen!