De voorbije nacht heb ik samen met de andere gevangenen uit Leuven onder de blote hemel in een veld in Buken doorgebracht. Onze bewakers verplichtten ons te knielen, ze bonden ons vast en bedreigden ons urenlang met willekeurige executies.
Maar nog is onze tocht niet gedaan. We worden verdeeld over drie regimentcompagnieën. ‘Mijn’ compagnie volgt de kleine steenweg van Buken naar Kampenhout, op weg naar Perk waar gevechten aan de gang zouden zijn. Op kop van de stoet moeten wij lopen, zodat we de kogels opvangen. Onderweg zetten soldaten af en toe een beker water aan de mond, want wij zijn nog altijd vastgebonden.
In Kampenhout vervoegen de gijzelaars uit naburige dorpen ons. Met z’n allen overnachten we in de kerk, die goed vol zit. En het lukt zelfs om met elkaar te praten. Van de mensen uit Kampenhout hoor ik dat ze overdag Duitse lijken bij Elewijt zijn moeten gaan begraven. Het Belgische leger is hier blijkbaar in de buurt slaags geraakt met voorposten van het Duitse leger.