Ik heb mijn eten nog maar net doorgeslikt of ik hoor dichtbij geweerschoten. Het doet de onderofficieren in onze buurt het op hun heupen krijgen. Ze schreeuwen ons toe dat het weer burgers zijn die op Duitse troepen schieten en wat erger is, ze zijn van plan er ons voor aan te pakken. Mijn bewaker sleurt me ruw overeind en zet me samen met alle andere gevangenen in één lange rij, klaar om gefusilleerd te worden. Sommigen barsten in tranen uit, want werkelijk iedereen denkt dat zijn laatste uur heeft geslagen. Zo laten ze ons een tijdje in doodsangst staan. Ik sta op mijn benen te trillen.
Net op het moment dat ik het niet meer uithoud, stuurt de officier ons opnieuw op pad onder de woorden dat “het plezier nog niet lang genoeg heeft geduurd”. Dit betekent dat we minstens uitstel van executie krijgen. Haastig lopen we door Herent. De hitte is er bijna ondraaglijk, het dorp gaat in vlammen op. Ter hoogte van het station zijn de huizen langs de Mechelsesteenweg allemaal afgebrand. In Winksele-Delle is de toestand niet beter. Voor één van de uitgebrande huizen ligt het verkoolde lijk van een oude man met lange witte haren. Daar tegenover een lijk in de gracht. We lopen in twee colonnes langs de kant van de weg. De hele tijd worden we beledigd, bedreigd, geslagen.
Tegen valavond komen we in Buken aan. Daar heerst een drukte van jewelste. Ik zie wel duizenden Duitse soldaten nerveus rondlopen. Zouden hier in de buurt gevechten aan de gang zijn? In een veld aan de zijkant van de weg moet iedereen geknield in een gracht gaan zitten. Onze handen op de rug met zakdoeken vastgebonden en revolvers boven gehaald of de loop in onze mond geplaatst. Weer dreigt een executie. De hele nacht krijgen we tegenstrijdige berichten: dat we ons vel zullen kunnen redden, dat ons laatste uur heeft geslagen, dat we naar Duitsland zullen worden weggevoerd, om daar in de arsenalen te werken…