Nieuwe troepen komen in Leuven aan: een 500-tal mannen van de infanterie, zichtbaar geagiteerd, opgejaagd door de verhalen over schietende burgers in Leuven. Een onderkomen krijgen ze in Patronage De Becker in de Kerkstraat van Kessel-Lo, maar daar stoten ze op de groep gevangenen -inwoners uit Leuven en Kessel-Lo- die daar al twee dagen wordt vastgehouden. Hun aanwezigheid werkt als een rode lap op een stier, want prompt dwingen de nieuw aangekomen soldaten de gevangenen de straat op, waar nog meer inwoners van de Blauwput en van Kessel-Lo hetzelfde lot staat te wachten.
De chaos op de Diestsesteenweg is groot. Her en der pikken Duitse bewakers gevangenen uit de hoop en zetten ze tegen de muur. Dat lot overkomt pater Van Holm, broeder Vivet en sigarenmaker Van Hentenryck. De andere gevangenen voelen de hitte van de brandende huizen in de Diestsesteenweg op hun huid afstralen. De hele nacht blijft de brand woeden.