Zondag 6 september 1914

Lugubere ontdekking in het perkje van standbeeld Justus Lipsius

In het perkje bij het standbeeld van Justus Lipsius aan het Brabantplein ligt al een tijdje een hoopje aarde tussen de puinen van de afgebrande huizen. Lucien Speder, onze voerman en ik zijn er beginnen graven op suggestie van enkele soldaten. Nieuwsgierigen komen van alle kanten kijken, in het bijzonder die van Brussel. Nog maar half ontruimd is de Statiestraat en ze zit al vol volk: ramptoeristen! Het is bijna stotend, die kakelbonte en opgeruimde menigte tussen de van dood en rouw sprekende puinen te zien drentelen. Het doet mij leed doden te moeten ontgraven, wanneer die nieuwsgierigen mij omringen.

Na op verschillende plaatsen van het tuintje gegraven te hebben, stoten wij op een lijk waarvan de ontbinding ver gevorderd is.  Daaronder ontwaren we nog meer stoffelijke resten:  witte haren aan hoofd en baard. Het is de 83-jarige François David Fischbach Malacord. Zijn hoofd is verbrijzeld, de handen met koperdraad op de rug gebonden. Nadat we hem gekist hebben gaan we op zoek naar het lijk van zijn zoon Leon, die op dezelfde plaats is gedood. Maar we vinden het niet. Misschien ligt het onder de stapels puin in de buurt?  Ik staak mijn werk voor vandaag, maar de herinnering aan het lugubere schouwspel laat me niet los.

De uitgebrande burgerwoning 'David Fischbach Malacord'. Op 25 augustus 's avonds werden vader en zoon David uit hun huis gesleept, geboeid en neergeschoten door Duitse troepen.

De uitgebrande burgerwoning ‘David Fischbach Malacord’. Op 25 augustus ‘s avonds werden vader en zoon David uit hun huis gesleept, geboeid en neergeschoten door Duitse troepen.